Isidore Goudeket
Isidore Goudeket (Amsterdam 1 augustus 1883) was diamantklover van beroep maar zijn passie ging uit naar turnen. Als zeventienjarige jongen had hij zijn turnkunsten al vertoond in Carré en het Concertgebouw. Met een gymnastiekgezelschap was hij zelfs in het buitenland geweest. Vlak na zijn bar mitswa werd Isidore toegelaten tot de Amsterdamse turnvereniging Spartacus. De tientallen joden die hier hun oefeningen uitvoerden, stonden bekend als “Muskeljuden”.
Samen met zijn maatje Emanuel Brouwer bracht Isidore zijn vrije tijd door in het Paleis voor Volksvlijt waar zij talloze trainingen afwerkten. Beide vrienden behoorden tot de beste turners van Amsterdam en mochten in 1905 uitkomen voor de Amsterdamse Turn Bond. Een jaar later trad Isidore in het huwelijk met de twintigjarige Esther Weening. Het jonge echtpaar betrok een woning in hetzelfde pand waar de ouders van Emanuel Brouwer woonden.
Op een lentedag in 1908 kregen beide “spierenjoden” de uitnodiging om Nederland te vertegenwoordigen op de Olympische Spelen die in Londen gehouden zouden worden. Hun leermeester bij Spartacus, Jan de Boer, kreeg de leiding over de turnploeg.
Zaterdagmiddag 11 juli ging de Nederlandse delegatie scheep op “De Batavier”. Aan boord genoten de sporters van grappen, jajem en sigaren. Ze riepen Isidore Goudeket uit tot erepresident van het Comité tot wering van zeeziekte. Twee dagen na de jolige overtocht betraden de turners het White City Stadium om hun Olympische oefeningen uit te voeren. Aanhoudende regenval had het grasveld veranderd in een grote modderpoel. Volkomen verkleumd begonnen de turners aan hun oefeningen voor de zevenkamp. Een podiumplaats bleek ver buiten bereik: Isidore Goudeket behaalde met 159 punten een 62e plaats, twee plaatsen hoger dan zijn vriend Emanuel die 158 punten kreeg. Ook met de groepsuitvoering op vrijdag 17 juli wist de Nederlandse équipe geen medailles te vergaren. Hoewel de vierentwintig turners na enkele perfect simultaan uitgevoerde sprongen ook nog tegelijkertijd op de handen het veld verlieten, kwamen zij met 297 punten niet verder dan de zevende en een na laatste plaats.
Revanche kregen de spierenjoden van Spartacus twee jaar later tijdens de Internationale Gymnastiekfeesten die vanwege de Wereldtentoonstelling in Brussel werden gehouden. Ze behaalden de eerste prijs op de rekstok, de brug en het paard en mochten de ereprijs ontvangen met hun vrije oefening. Dat de Amsterdamse turners niet alleen op sportief vlak hun mannetje stonden maar ook doortastend konden handelen, bewezen ze in de avond van 14 augustus. Tijdens het feestbanket brak brand uit in een van de hoofdpaviljoens. In de ontstane consternatie hielpen Isidore Goudeket, Emanuel Brouwer en negen andere Spartacisten zoveel mogelijk gasten te ontkomen. Een Belgische krant schreef later over ‘elf heldhaftige joden die tientallen mensen hadden beschermd tegen de losgebroken tijgers, leeuwen en krokodillen’.
De Roaring Twenties verliepen voor Isidore in zakelijk opzicht voorspoedig. Hij had een succesvolle handel opgezet in kindermeubelen en kon zich met zijn vrouw Esther, dochter Elise (1908) en zoon Simon (1910) een ruimere woning in de Pijp veroorloven. Vlak voor de Beurskrach van 1929 trok hij met zijn gezin naar Antwerpen waar hij als diamantzager kon werken. De verhuizing betekende wel dat hij zijn jarenlange functie als penningmeester van Spartacus moest opzeggen. Turnen deed hij inmiddels al een paar jaar niet meer. In 1923 had Isidore een beroerte gekregen waardoor zijn benen deels verlamd waren. Ook was hij wat aangekomen, had hij bijna al zijn haar verloren en was zijn vlassnorretje verdwenen. Maar zijn passie voor het turnen was overgegaan op zijn kinderen: Elise was een van de fanatiekste leden van de meisjesafdeling en Simon had niet alleen het atletisch vermogen van zijn vader geërfd maar was ook een veelbelovend violist.
Ten tijde van de Duitse inval in Nederland was het gezin Goudeket teruggekeerd naar Amsterdam en had een woning gevonden aan de Tweede Jan Steenstraat 67. In maart 1941 kreeg Isidore een oproep om zich op grond van verordening VO 06/1941 verplicht als jood aan te melden. In een school in Amsterdam Oud-Zuid vulde hij na betaling van een gulden aan registratiekosten het formulier in dat hem als volledig joods bestempelde. Om zich heen zag hij hoe buren, Spartacisten en familie uit hun huizen werden gehaald. Zoon Simon werd in België opgepakt en vanuit Mechelen gedeporteerd. Sinds zijn aankomst in Auschwitz op 3 november 1942 geldt Simon Goudeket als vermist.
Omdat Isidore in de diamantindustrie werkte, had hij een vrijstelling van deportatie. Toch had hij twee koffers bij de voordeur klaarstaan, gevuld met werklaarzen, wollen dekens, emaillen soepkommen, drinkbekers, truien, onderbroeken, sokken, handdoeken en proviand. Tijdens de grote razzia van 20 juni 1943 werden Isidore en Esther in hun woning gearresteerd. Na registratie in een park bracht een tram hen naar het Muiderpoort-station vanwaar ze per trein verder naar Westerbork gingen. Pas ’s avonds laat kregen zij een plaats toegewezen in barak 60. Twee weken later, op 6 juli 1943 gingen zij op transport naar Sobibor waar zij direct bij aankomst naar de gaskamers zijn gestuurd.
Van het gezin overleefde alleen dochter Elise de oorlog.
bron:
Brouwer E., Spartacus: de familiegeschiedenis van twee joodse olympiërs (Amsterdam 2009)
![]() |
![]() |